Python all() Functie
Voorbeeld
Controleer of alle items in een lijst waar zijn:
mylist = [True, True, True]
x = all(mylist)
Definitie en gebruik
De all()
functie retourneert True als alle items in een iterabel waar zijn, anders wordt False geretourneerd.
Als het itereerbare object leeg is, all()
retourneert de functie ook True.
Syntaxis
all(iterable)
Parameterwaarden
Parameter | Description |
---|---|
iterable | An iterable object (list, tuple, dictionary) |
Meer voorbeelden
Voorbeeld
Controleer of alle items in een lijst waar zijn:
mylist = [0, 1, 1]
x = all(mylist)
Voorbeeld
Controleer of alle items in een tupel waar zijn:
mytuple = (0, True, False)
x = all(mytuple)
Voorbeeld
Controleer of alle items in een set waar zijn:
myset = {0, 1, 0}
x = all(myset)
Voorbeeld
Controleer of alle items in een woordenboek waar zijn:
mydict = {0 : "Apple", 1 : "Orange"}
x = all(mydict)
Opmerking: bij gebruik in een woordenboek controleert de functie all() of alle sleutels waar zijn, niet de waarden .